De Roetaert

Door Willy Geboes

Wanneer ik onlangs in Herentals een aantal jonge mensen aansprak over de ‘Roetaert’ en peilde naar hun historische kennis over het ermee gepaard gaande ‘konijnenwerpen’ vanop de Belforttoren, schrok ik van de antwoorden. De meesten onder hen hadden er nog nooit van gehoord; een aantal hadden er wel eens met hun kroost aan deelgenomen, maar dachten dat het met de paasklokken te maken had. Slechts enkelen, meestal oudere Herentalsenaren waren ervan op de hoogte, dat dit evenement een historische oorsprong had: iets met het loslaten van een konijn en een maaltijd bij de ‘burgemeester’. De hoogste tijd voor Herentaldum om deze ‘konijnenworp’ te duiden. Het is het verhaal van de jacht op het konijn en een feestmaaltijd, het is het verhaal waar het woord ‘Roetaert’ mogelijk verschillende betekenissen heeft, het is het verhaal dat ons terugbrengt naar het begin van de geschiedenis van onze stad. Verschillende bronnen stellen ons in staat het historisch verhaal te reconstrueren.

Tekening van Marjan Van Ingelghem

Wat de grond van de zaak betreft, moeten we in de eerste plaats teruggrijpen naar de ‘Costuymen’ van Herentals. Zij zijn de rechtsregels van de stad, die in 1559 werden gecodificeerd, d.w.z. de bestaande regels werden geordend en bekrachtigd. Hoofdstuk VII vermeldt de ‘rechten van de Juffrouwen van Bergen in Henegouwen en hun meiers’. Deze tekst, vrij omgezet naar het huidige Nederlands luidt:

De Juffrouwen en het Kapittel van de kerk van St. Woutruiden (lees: St.-Waldetrudis) te Bergen in Henegouwen, hebben binnen de stad en vrijheid van Herentals een eigen rechtbank, waartoe zij een meier aanstellen, die op zijn beurt zeven schepenen mag aanstellen … De meier mag van ‘s middags op St.-Michielsdag (= 29 september) tot de middag van de derde daaropvolgende dag (= 1 oktober, St.-Baafsdag) het water van de Nete laten lopen door de sluisdeuren te openen om gedurende die periode te mogen vissen en jagen (op haar- en pluimwild) over het ganse gebied dat onder de jurisdictie van Herentals valt. Ter kennisgeving aan de heerlijkheid (dit zijn de inwoners van Herentals) laat de meier ieder jaar op St.-Baafsdag in het midden van de Grote Markt een levend wild konijn lopen om door de schoolkinderen gevangen te worden; ’s avonds biedt de meier, ‘met wassen kaarsen’, een maaltijd aan de schout, de schepenen, de gezworenen en de Raad (van de meier) met zijn schepenen en aan allen die in dienst zijn van de stad, aan.”

Het grondgebied van Herentals was oorspronkelijk eigendom van de kloostergemeenschap (het Kapittel) van St.-Waldetrudis te Bergen. Een zgn. ‘meier’ werd aangesteld door het Kapittel als zijn hoogste vertegenwoordiger in de stad, die in stond voor zijn belangen.  Een document uit de eerste helft van de 15de eeuw vermeldt de samenstelling van het Kapittel-gezelschap, dat Herentals ieder jaar drie dagen bezocht: drie Juffrouwen Kanunnikessen van Bergen, een baljuw en een kapelaan, 11 dienaars … Alles bij elkaar 22 personen met 13 rijpaarden en een wagen getrokken door 4 paarden. De reis, die drie dagen duurde, ging van Mons over Zinnik (Soignies), Halle, Brussel, Mechelen en Lier.

De maaltijd van de meier, Roetaert.

Uit de verslagen van de meiers en rentmeester van het Kapittel (archief Bergen, in 1940 bijna volledig verwoest) blijkt dat in de aanvangsperiode de ‘meiersmaaltijd(en)’ uit de hand liepen, zowel wat het aantal deelnemers als de verorberde gerechten en dranken betreft. Hertogin Joanna vaardigde in 1390 een verordening uit – in 1434 hernieuwd door hertog Filips – waarbij paal en perk werd gesteld aan de vraatzucht en de ermee gepaard gaande extreme kosten. Er zou nog slechts één maaltijd door het Kapittel aangeboden worden en het aantal disgenoten mocht het getal dertig niet overschrijden; de maaltijd mocht slechts bestaan uit 1 schotel en 1 gerecht en er mocht alleen nog bier en wijn gedronken worden (voorheen werd er ook ‘mede’, een gegiste honigdrank geconsumeerd); schout, pastoor en meier met zijn zeven schepenen waren de vaste genodigden en de schout mocht het getal van dertig naar eigen goeddunken volmaken.

De oudst bekende spijskaart van de aangeboden feestmaaltijd met ‘Bamis’ 1487 (St.-Baafsdag, 1 oktober 1487) geeft een beeld van wat er zoal verorberd werd: rundvlees, erwten, 6 braadvarkens, 2 ‘hamels’ (schapen), 20 ‘hoenders’ (kippen), een vat bier, brood, 6 ‘eendvogels’, 12 konijnen, 2 veldhoenders, 6 vette ganzen, 1 haas, 2 hespen, 50 potten Rijnse wijn, 9 potten ‘most’ (onvergist sap, verkregen door het kneuzen en/of persen van vers geoogste druiven). Wassen kaarsen, een toorts, personeelskosten, brandhout … brachten de totale onkostenvergoeding in 1487 op 62 Doornikse livres of ongeveer 30 gulden. (n.v.d.r. : het betreft hier middeleeuwse munteenheden). Latere documenten vermelden ook menuvariaties: schapenbout, patrijs, kapuin (gecastreerde haan), ossentong, watersneppen, kalfszwezeriken, pastei en banket (gebak, koekjes …), Franse wijn.

Herentalse stadsrekeningen van 1603 vermelden voor het eerst het woord ‘Roetaert’, weliswaar als synoniem voor de maaltijd van de meier: “… betaald de schenkwijn van de wethouders op de maaltijd of roetaert van de meier, 12 gulden, 16 stuivers…” In 1604 is er een identieke vermelding en in 1634 lezen we: “54 potten wijn op den eersten dag van de roetaert van de meier … 28 potten op tweede dag van de roetaert.” In 1713 geeft men volgende uitleg: “dat men alle jaren placht te hebben te Bamis een maaltijd van twee dagen; geheten de Roetaert, die …”

Het verhaal van het konijn

Op 3 oktober 1685 werden te Herentals de relikwieën van de Heilige Waldetrudis ingewijd. Een getrouwe weergave van het tweede deel van dit waarachtig neergeschreven verhaal schetst een mooi beeld van de jacht op het konijn op St.-Baafsdag.

“…  In de namiddag geleidde de meier de twee afgevaardigden van Bergen over de markt, waar de jonkheid alsook de vier gulden (gilden) onder de wapens op twee rijen stonden, en een schoon salvo met hun musketten losten. Ten huize van de meier (Antonis Janssens wonende in de woning genaamd Sint Huibrechts op de Grote Markt) kwamen twee schepenen van de stad, hun als erkentenis van de jurisdictie van Bergen, de stadswijn aanbieden in zes tinnen kannen, die dadelijk naar de Minderbroeders en de Augustijnen werden doorgezonden. En dan begon op de markt naar aloude gewoonte, de jacht op het konijn, dat tegenwoordig de abt van Tongerlo moet zenden, als teken dat de jacht en visvangst te Herentals aan het Kapittel behoorde, en nu nog behoort voor enkele dagen, wanneer de meier de stadssluizen doet lichten en het water laat lopen, om naar beliefte te vissen en te jagen al waar het hem lust.

Eens het volk bijeengestroomd, begaven de afgevaardigden zich naar de markt, met de meier en de schepenen van het kapittel; de vorster (stadsroeper, deurwaarder) kondigde aan, dat deze jacht geschiedde in naam van de Kanunnikessen, tot teken van hun heerlijkheid en de meier liet het konijn los te midden van een vrijgelaten ruimte. Daarrond zaten de schooljongens tegen elkaar neergehurkt, springensgereed om zich als bezetenen op het konijn te werpen. Het konijn ontsnapte eerst aan de jacht van jongens en honden, en vluchtte het huis van de meier binnen; werd dan teruggehaald in de kring en tenslotte verscheurd in duizend stukken. Op te merken, dat de jongen die drie jaar achtereen de kop van het konijn kan vatten, het recht heeft ’s avonds bij de maaltijd aan te zitten.

Aan de dis bekleedden de twee afgevaardigden van Bergen het hoogste eind en de eerste plaats. Over heel de tafel staan tien kandelaars gerangschikt twee aan twee, met kaarsen van gele was en van roet overhand, alsook vier borden vol honingraten. … ’s Anderendaags werden de afgevaardigden van Bergen nog uitgenodigd door de schout en de schepenen van de stad op het middagmaal voor de volgende dag …”

Roetaert en het spel van de Roetaert

In het middelnederlands werd het woord ‘roetaert’ gebruikt in de betekenis van een vogelsoort, nl. een gaai, ook genoemd meerkol, een ekster. Rechtsbronnen van de stad Zutphen vermelden ‘roetaert’ in de betekenis van een feestelijke maaltijd waarbij de stadsmagistraat aanzat. De Herentalse stadsrekeningen voor het jaar 1800 gebruiken de vermelding ‘Roetaert’ eveneens in de betekenis van de maaltijd van de meier zoals hoger beschreven. Historici menen ook dat ‘Roetaert’ zou verband houden met de wassen of roeten kaarsen, waarmee de plaats waar de feestmaaltijd plaatsvond, verlicht werd.

Alleszins is het zo dat tijdens het Ancien Régime de ‘jacht op het konijn’ nooit Roetaert werd genoemd. Er is uiteraard wel enige samenhang tussen de jacht op het konijn en de maaltijd, gezien diegene die driemaal de konijnenkop kon bemachtigen, mocht aanzitten aan de feestdis van de meier. 

3de Roetaertfeest in 1943. Vanaf de beiaarbalustrade kwam een opgevuld konijntje in parachute,
met honderden stukken chocolade en koekskens, te midden van duizenden grabbelende kinderhandekes terecht.
Nonkel Bob heette het bij de televisie-uitzending in de Funkis in 1960 ‘Konijntje pak’

Mogelijk heeft deze samenhang de Herentalse leraar Jef Laureys en zijn vriend en folklorist Paul Heyns geïnspireerd om de ‘jacht op het konijn’ te herinrichten en er de benaming ‘Roetaert’ aan te geven. Op 15 augustus 1941 ter gelegenheid van het 3de Kempisch Landjuweel keken zeker 2500 joelende kinderen vol verwachting naar de Belforttoren van het Stadhuis van waaruit een opgevuld konijn met een parachute werd neergelaten. Wriemelende kinderlijfjes, grijpende handjes, die het konijn en de honderden stukken chocolade trachten te bemachtigen. In 1948 ter gelegenheid van de Boerenkrijgfeesten werd een speelgoedkonijn en honderden karamellen vanuit de toren geworpen. Als toemaat liet Jef Laureys twee levende haantjes op de Grote Markt los. Het Roetaertspel stond echter van bij aanvang in het teken van ‘Vlaanderen mijn Land’. Bij de eerste editie in 1941 weerklonk op de Grote Markt het staplied ‘Kempenland’ in premiére gebracht door de toondichter Armand Preud’homme en door Willem de Meyer, een der belangrijkste promotoren van het Vlaamse lied. In de loop der jaren werd het een zangfeest genaamd ‘De Roetaert’, dat doorging in het ‘Patronaat’ of in zaal ‘Funkis’. Willem de Meyer, heraut van het Vlaamse volkslied, begeleidde de schoolkinderen, om nadien een speelgoedkonijntje te midden van de zangertjes te werpen. Op 11 november 1954 werd de vijfde ‘Roetaert’ gevierd tijdens de ‘Ernest Claes-hulde’. Het is de enige Roetaert-editie, waarbij teruggedacht werd aan de ‘meiersmaaltijd’. De winnaar – diegene die het konijn ving – mocht mee aanzitten naast Ernest Claes aan de feestdis in het Patronaat. 

4de Roetaertfeest in 1948 (Boerenkrijgfeesten).
Bovenaan in de linkerhoek kijkt Pol Heyns plezierig toe te kijken op ‘Haantje pak’.

Sinds 1941 vond het spel van de Roetaert met het konijn en/of het ‘jeugdzangfeest’ jaarlijks plaats. In 1961, na het overlijden van Paul Heyns, lezen we in de lokale pers (Het Kempenland van 12.04.1961): “Het Roetaertspel zal als levende Herentalse folklore op de Grote Markt gehouden worden, afgewisseld in het begin van september (opening van het schooljaar) ofwel in het begin van oktober (volgens traditie opening van de jacht) als blijvende herinnering aan Paul Heyns, de folklorist”.

Het folkloristisch spel van de Roetaert bleef nadien een jaarlijkse heemkundige/folkloristische activiteit, een kinderfeest, waarbij het vangen op de Grote Markt van een ‘konijn’ centraal staat. De historische oorsprong van de Roetaert, nl. de maaltijd van de meier, raakte in het vergeetboek.

Kinderen strekken hun handen reikhalzend uit om het konijn te vangen bij het spel van de Roetaert op 2 april 2017 (foto NNieuws)

Bronnen:

  • Bijdragen over Herentals en de Kempen, anastatische herdruk, 2002 – J. R.Verellen
  • Herentals, bijdrage tot de aloude geschiedenis van de stad Herentals, 1969 – J.M. Goris
  • www.kempenserfgoed.be/collecties/kranten (Het Kempenland, de Aankondiger, Kempisch Annonceblad, Aankondigingsblad, Kempisch Weekblad)
  • Populaire geschiedenis van Herentals, Paul Heyns
  • Herentals, tijdschrift voor eigen schoon, 4de jaargang, nr. 1, 1954
  • Onze Kempen, 3de jaargang, nr. 1, 1954