Begijnhofpastoor Frans Wouters

Rosette Dillen

De Wechelse kerk draagt een blijvende herinnering aan de Wechelse zoon Frans Wouters hier geboren, gedoopt en getogen tot hij als knaap Latijnse woordjes ging leren ter voorbereiding van zijn priesterschap dat toen het logische gevolg was van studeren.

Frans Wouters behoorde als zoon van Adriaan Wouters, de burgemeester die alleen verkozen kon worden omdat hij behoorde tot de categorie die voldoende grond bezat, tot ‘het betere volk’ in het dorp Wechelderzande, dat toen een bevolking telde van een driehonderdtal mensen.

Toen Wechel onder zijn vader als burgemeester besliste tot de bouw van een nieuwe kerk in 1852 ging dat gepaard met heel veel vragen i.v.m. de kosten van zo’n onderneming en de angst van het arme dorp  om mee die kosten te moeten ophoesten. Er werd op alle mogelijke frivoliteiten in metselwerk, in bouwmaterialen  bezuinigd met als besluit dat de nieuwe kerk binnenin een kale ruimte was, met de oude meubelen, in alle ramen wit vensterglas en een paar beelden, die van het vroegere hoofdaltaar nu achteraan in de kerk geplaatst waren. Evenals het grote doek van de ‘Kruisafneming’ van Cornelius De Vos uit 1626 dat van het hoofdaltaar naar achterin de kerk ‘verbannen’ werd. Nog steeds is het een onopgehelderde vraag hoe dit werk van zo’n groot schilder in dit kleine kerkje in een godvergeten Kempisch dorpje terecht is gekomen.

Frans Wouters, toen pastoor in de begijnhofkerk in Herentals, die waarschijnlijk al rijkelijk versierd was, een pareltje in zijn soort heeft bij bezoeken aan de Wechelse kerk zich misschien wel dikwijls een beetje ‘verplicht’ gevoeld om aan deze kaalheid iets te doen. In de loop der jaren werd de kerk aangekleed met meubelen en allerlei, betaald uit de persoonlijke portemonnee van de plaatselijke pastoor Smulders, Antwerpenaar van afkomst en als enige zoon van zeer welstellende ouders echt wel rijk te noemen met zijn vele huizen en opbrengsten. Smulders werd ‘engel der armen’ genoemd, hetgeen wijst op zijn vrijgevigheid, maar had ook wel het flamboyante en de zelfverzekerdheid eigen aan Sinjoren.

Heeft pastoor Wouters gewacht tot pastoor A. Smulders gestorven (+1896) was, vooraleer hij in 1898 de kerk met een eerste raam met gebrandschilderde glas in lood verblijdde? Het was een voorstelling van de H. Maria – Margaretha Alacoque, de Franse kloosterzuster waaraan het H. Hart was verschenen. Ze werd eerst in 1920 heiig verklaard, maar Frans Wouters had voor haar een uitgesproken verering !

Hij heeft ook een legaat geschonken aan de kerk voor een eeuwigdurend jaargetijde voor zichzelf en zijn moeder Catharina Leysen, gevolgd door broodbedelingen. Zijn vader zal hij al heilig genoeg gevonden hebben, of misschien toch niet, want hij lag in 1845 al aan de eerste dorpsruzie, die in dit dorp in de 19e en 20e zo talrijk zullen zijn.